Montpellier, 9 juli

Richting Place de Peyrou, het hoogste punt van Montpellier, stijgt de weg flink. Angus loopt moeizaam, zweet erg en ademt zwaar. Het weinige haar dat hij heeft plakt tegen zijn hoofd, waarvan de melkwitte kleur zo typerend is voor menig Engelsman. Nu is zijn hoofd echter knalrood. Ik rol een shaggie en steek dat op. ‘Welja’, zegt Angus, ‘wrijf het me maar in dat jij lucht genoeg hebt, en huppelend deze beklimming doet.’

‘Kom kom Angus, je moet niet doen alsof dit een bergetappe in de Tour de France is.’
Hij gebaart dat we moeten pauzeren. Na een paar minuten is Angus weer op adem gekomen.

Een deel van onze wandeling gaat langs een van de pelgrimsroutes naar Santiago de Compostella. Ik sta daar niet bij stil omdat ik bij niemand een wit voetje hoef te halen.

Verderop, vlak bij mijn appartement, liep ook een oude Romeinse weg, weet ik. Op zijn beurt weet Angus dat ik in geschiedenis geïnteresseerd ben. Dus weidt hij uit: ‘Die oude weg was vroeger inderdaad door de Romeinen gebruikt of zelfs aangelegd. Montpellier bestond toen nog niet: in deze contreien was slechts een gehucht dat anders heette en niks om het lijf had. Een dorpje dat dichter bij de zee lag, werd telkens belaagd door piraten en andere vijanden. En dan maakte het niet uit of je gelijk of ongelijk had: je werd van alles beroofd en als het tegenzat staken ze ook je huis in de brand. Op een gegeven moment hadden de inwoners daar genoeg van, ze vertrokken landinwaarts naar dat gehuchtje en dat is nu Montpellier. Ze bouwden ter bescherming een verdedigingsmuur en een kasteel en in die buurt lopen jij en ik nu,' wijst Angus om zich heen.

Bij het Parc Peyrou gaan we op een muurtje zitten en vragen ons af of we naar het waterpaleis aan de rand van de stadwallen door zullen lopen. Ietwat links voor ons staat een zogeheten ruiterstandbeeld. Na vijf minuten op het muurtje vraag ik of we verder zullen lopen. Angus draait zich om en laat zijn hand over zijn keel gaan. Hij wijst naar de lichtgele of roze-achtige toren bij de Carré Saint Anne en zegt dat daar een leuk terras in de schaduw is. We steken over richting Arc de Triomph. Ik vertel dat onder de tunnel links ervan ’s avonds blauw licht is, dus kennelijk is er overlast van junkies. Angus wil weten wat dat blauwe licht daar mee te maken heeft. ‘Omdat je door dat blauwe licht je aderen moeilijker vindt en het spuiten dus lastiger is,’ zeg ik. ‘Dat wist ik niet,’ reageert Angus. ‘Ja, maar ik wel. Ik ben een ervaren mens.’

Ik zie dat Angus naar rechts kijkt, naar een talloze meters hoog beeld van Jezus aan het kruis. Naar Jezus knikkend zeg ik: ‘En dan te bedenken dat hij ook voor jou en mij gestorven is…’

‘Voor mij had het niet gehoeven’, reageert Angus, ‘want als ik mijn leven overzie, heb ik niet veel aan het offer van Jezus gehad.’

Dit item is geschreven door Mario van Kaf.